Zwemsport, voortdurend in ontwikkeling!

We hebben afgelopen zomer kunnen genieten van de Olympische Spelen in Rio. Met mooie momenten nog op ons netvlies van de handbal-, volleybal- en hockeydames en de gouden medailles van onder anderen Anna van der Breggen, Elis Ligtlee, Dorian van Rijsselberghe, Sanne Wevers en Marit Bouwmeester hebben we diverse sporten weer op de kaart gezet.


SPECOTour 2016: van 3 t/m 7 oktober volgt elke dag een column van één van de verbonden SPECO-docenten.


Toch blijven de twee gouden medailles in het open water zwemmen, van Sharon van Rouwendaal en Ferry Weertman, mij het meeste bij. Tien kilometer in open zee zwemmen waar een week voorafgaand aan de Spelen nog gesproken werd over de vele bacteriën, uitwerpselen, grof vuil en zelfs menselijke lichaamsdelen, die in het water werden gevonden. Ik dacht bij mijzelf, je zal er maar tussen moeten zwemmen… Maar topsport is focus, impulsen uitschakelen en geven, maar dan ook echt alles geven wat je in je hebt! Het resultaat is bekend, twee fantastische gouden plakken.

Maar waar het open water zwemmen een succes was, vielen de successen van de Nederlandse zwemploeg (in het zwembad) letterlijk en figuurlijk in het water. Vooraf sprak men over "zekerheidjes" maar niets bleek minder waar. Ranomi Kromowidjojo, Inge Dekker, Femke Heemskerk, Marrit Steenbergen, Maarten Brzoskowski en Sebastiaan Verschuren stelden stuk voor stuk teleur. Een domper voor de zwemsport in Nederland. Hoe kon dit nou gebeuren?

De KNZB schakelde een evaluatiecommissie in om alle Rio resultaten te evalueren. Maar natuurlijk in het bijzonder de zwemploeg. "Waarom ging het bij het WK in Kazan en het EK in Londen nog zo goed en werd tijdens de Spelen in Rio het topniveau niet gehaald. Waar hadden we invloed op en wat moeten we hiervan leren richting Tokio?" Een dezer dagen komt het antwoord van de evaluatiecommissie. 

ZIE OOK: Wordt Rio 2016 een ‘blessing in disguise’ voor de KNZB?

Jezelf meten met de concurrentie op het allerhoogste niveau!

Zoals Robin van Galen ooit beschreef is de essentie van topsport: "Je meten met de concurrentie op het allerhoogste niveau." Dat meten gebeurt dag in dag uit, elk programma, elke start, elk keerpunt, elke finish. Proberen die ene procent beter te worden ten opzichte van de concurrentie. Een procent die zeker in het zwemmen telt.

En weet jij het nog? Het verschil tussen winnares Blume (24,07) en Ranomi – nummer zes – was slechts 0,12 seconde. En ook op de 100m was het verschil klein. De broer van Ranomi gaf het verschil prachtig weer: "In 0,21 seconden sla je niet eens een zika-mug dood.". Maar hoe zorgen we ervoor dat we in Tokio wél sneller zijn? Op mentaal, fysiek maar ook op technologisch vlak.

In Nederland kennen we al geavanceerde test- en meetapparatuur waarbij zwemmers in de trainingsomgeving getest worden. Daarnaast worden door verschillende systemen de zwemtechniek gedetailleerd en geautomatiseerd in kaart gebracht, om een optimale prestatie te leveren. Nederland, is samen met onder andere Australië, een land waar we al ver en vooruitstrevend zijn op dit gebied. En dit alles om die milliseconden te winnen, om hopelijk in Tokio Nederland weer op de kaart te zetten als het gaat om het wedstrijdzwemmen.

Nederland in ontwikkeling

"Ouders van deze tijd vinden het een drama om iedere week opnieuw weer naar dat warme zwembad te moeten gaan. En dat dan ook nog eens maanden lang."

In Nederland ontwikkelen we ons steeds door als het gaat om de zwembaden en de zwemsport. Denk aan het innovatieve zwembadconcept: '2521 Gewoon Zwemmen'. Dit concept moet antwoord geven op de steeds duurder wordende zwemvoorzieningen in Nederland. Uitgangspunt was een zwembad te ontwikkelen vanuit exploitatie. Door de ontwikkeling van een gebouw, wat 30% minder energie verbruikt met lage onderhoudskosten, een voorspelbare programmering en slim gebruik makend van lokale samenwerkingspartijen. Ook zou het 2521 bad antwoord moeten geven op het structureel tekort aan zwemwater voor zwemverenigingen. Dit tekort belemmert de groei en professionalisering van zwemverenigingen en zodoende ook de aanwas naar de topsport. Want als er door de verenigingen op lokaal niveau beter (en vaker) getraind kan worden, dan hebben we daar toch iets aan in de topsport!

Maar ook andere ontwikkelingen laten zien dat zwemmen en technologie/innovatie niet los van elkaar gezien kunnen worden. We hebben het dan niet over de innovaties in topsport, maar wat juist teruggaat naar de basis, de start van het zwemmen: de zwemlessen. Neem bijvoorbeeld 'SuperSpetters', de zwemlesmethode van de KNZB. Een innovatief concept dat naar mijn idee geheel aansluit op de wensen en behoeften van de ouders.

Ouders van deze tijd vinden het een drama om iedere week opnieuw weer naar dat warme zwembad te moeten gaan. En dat dan ook nog eens maanden lang. "Zwemles is een moetje", is een veel gehoorde opmerking. Dat maakt het per definitie al een stuk minder leuk.

Met SuperSpetters wil de KNZB zwemmen bij de jongste jeugd weer proberen leuk te maken. SuperSpetters is namelijk een methode waarbij kinderen op een snelle en veilige manier leren zwemmen en waar lesgeven vanuit de belevingswereld van het kind centraal staat. Tevens worden eerst de natuurlijke slagen als de borstcrawl en de rugcrawl aangeleerd en wordt er daarna pas de verdieping opgezocht. Uiteindelijk zwem je af voor 1 diploma, het KNZB zwemdiploma, dat gelijk staat met de eisen van het bekende C-diploma. Hierdoor haken kinderen niet meer af na A of B, waardoor meer kinderen het niveau zwemvaardig/zwemveilig behalen. Als het lesgeven op een leuke manier gebeurt, dan stimuleert dit de aanwas voor de verenigingen en uiteindelijk ook de aanwas voor de regionale trainingscentra.

Willen wij in Tokio 2020 en daarna succesvol zijn met het langebaan zwemmen, dan zouden we vanuit de nieuwe innovatieve ideeën, zoals SuperSpetters en het 2521 concept, verder moeten kijken. Zoals Robin Sharma ooit zei: "Every pro was once an amateur. Every expert was once a beginner. So dream big and start now!" Topsportend Nederland, maak je klaar, we komen eraan!

SPECOTour 2016

Derde column uit de serie 'SPECOTour 2016'. De SPECOTour is een speciale onderwijsweek voor studenten van de opleidingen SPECO Sportmarketing en SPECO Sportcommunicatie (Fontys Economische Hogeschool Tilburg). Elke dag wordt er ingezoomd op verschillende (actuele) thema's in de sportwereld, waarbij professionals uit het werkveld hun visie en ervaringen met studenten delen. Op SportNEXT wordt in de week van 3 t/m 7 oktober een column van één van de docenten gepubliceerd. De column speelt in op het (centrale) thema van de dag. Wil je niets missen van de SPECO Tourweek? Volg dan het Twitteraccount @SPECOTour.


Foto's: Flickr (CC) Michiel Jelijs en Twitter@NOSsport.