Arjen Robben was niet fit op het EK. Je kunt staande houden dat hij fysiek voorbereid was om te spelen, maar mentaal was hij zeker niet klaar voor een eindtoernooi. Al in het vroege voorjaar liet hij zich in een interview ontvallen dat hij "nog regelmatig dacht aan die kans tegen Spanje." Die kans waaruit de aanvaller Oranje op voorsprong had gezet in de WK-finale als Iker Casillas niet op het laatste moment de voet had uitgestoken. Vervolgens miste Robben afgelopen april een strafschop voor Bayern München in de cruciale competitiewedstrijd tegen Borussia Dortmund en overkwam hem een maand later hetzelfde in de Champions League-finale. Tot overmaat van ramp volgde nog de eigenaardige oefenwedstrijd van Oranje tegen Bayern, waarin Robben door een aantal Duitse supporters werd getrakteerd op een striemend fluitconcert. Bert van Marwijk maakte zich niet druk. "Hij heeft een paar dagen nodig", zei de bondscoach na het drama in de Champions League-finale. Die woorden hadden de KNVB toch ernstig moeten verontrusten.
Want natuurlijk had de vleugelaanvaller meer nodig dan 'een paar dagen'. Profvoetballers als Arjen Robben ervaren wekelijks een druk waar wij gewone stervelingen zelden of nooit mee geconfronteerd worden. Als een speler dan op enkele cruciale momenten persoonlijk faalt, moet er iemand zijn die hem helpt af te rekenen met de talloze negatieve gedachten die door zijn hoofd spoken, zodat hij weer vooruit kan kijken. Dat is geen vermoeden, maar een logische conclusie. Bovendien kan de psycholoog ook de nodige aandacht besteden aan het groepsproces, bij het huidige Oranje geen overbodige luxe. Op mentale begeleiding lijkt, zeker in het Nederlandse voetbal, echter nog een zwaar taboe te rusten. Zo zwaar zelfs dat het belangrijkste Nederlandse voetbalelftal er geen gebruik van wenst te maken. Of zoals aspirant-aanvoerder Wesley Sneijder het zei:
"Als er een psycholoog komt praten, ga ik slapen."
Het gekke is dat spelers en coaches weer op hun achterste benen stonden toen Oekraïne op het EK een glaszuiver doelpunt werd onthouden omdat de scheidsrechter noch zijn assistenten hadden waargenomen dat de bal de doellijn volledig passeerde. De UEFA en de FIFA moesten het weer zwaar ontgelden, het was een grote schande dat er nog steeds geen cameratechnologie op de doellijn werd gebruikt. Dat mag zo zijn, maar de pot verwijt hier toch enigszins de ketel. De technische vooruitgang wordt omarmd en beschouwd als een groot gemis op de voetbalvelden, maar veel trainers houden de mental coach angstvallig buiten de deur. Terwijl psychologische begeleiding in het moderne topvoetbal misschien nog wel harder nodig is dan camera's op de doellijn.
Illustratief was een uitzending van NOS Studio Sportzomer vorige week, waarin hockeycoach Marc Lammers weer eens uit de doeken deed hoeveel ontwikkeling de hockeysport heeft doorgemaakt in vergelijking met voetbal. Zijn leerzame woorden gingen echter grotendeels verloren in het ongenuanceerde lawaai van Jan Mulder, die het relaas van Lammers over de psychologische benadering van de atleten tijdens een toernooi, min of meer afdeed als onzin. Het is slechts één opvatting van iemand die wel vaker spreekt voordat hij denkt, maar het zegt veel. Vooruitgang is nauwelijks aan de orde in het profvoetbal omdat coaches, spelers en zelfs hun criticasters er gewoonweg niet voor openstaan. Het is tijd dat trainers de koppen bij elkaar steken en erkennen dat een topvoetballer anno 2012 alleen maximaal kan presteren als hij niet alleen fysiek, maar ook mentaal topfit is. Elk team heeft een conditietrainer, nu de mentale trainer nog.