Waar zijn de ploegleiders met grinta? (Deel 2)

Begin dit jaar kwam onder druk van fans, media en commercie de communicatie door middel van oortjes onder druk te staan. Vorige week schetsten wij hoe dit historisch ontstaan is en hoe de hoofdrolspelers tegen deze discussie aankijken. Het argument dat dankzij de oortjes de wedstrijd door ploegleiders geregisseerd wordt, waarmee de spanning afneemt, lijkt toch niet geheel terecht. Het ligt namelijk niet aan het middel, maar aan de cultuur van de sport. Ook Parijs-Roubaix in 1996 werd besloten door de telefoon, maar toen waren de oortjes er ook niet. Ook zijn er renners uit eerdere tijden die door het defensieve denken successen ontnomen zijn, zoals bijvoorbeeld Frans Maassen. Wordt het niet eens tijd om een frisse wind te laten waaien door het peloton? Past het huidige leiderschap in het wielrennen bij de nieuwe manier van koersen?  

Culturele kenmerken: Innovatie
Een van de culturele kenmerken van de wielersport is dat het bekend staat om technologische innovatie en ook medisch loopt men voorop. Maar hoe zit dit op het gebied van organiseren en leiderschap? Lance Armstrong was de eerste renner die zich geheel ging focussen op de Tour de France en hij oogstte veel succes. Inmiddels nemen alle toppers dit over. Bjarne Riis was de eerste ploegleider die begon met teambuildingen inmiddels vindt dit veel navolging. Toen Skil Shimano vorig jaar start met meer centrale trainingen in een huis in Deurningen, is iedereen enorm verbaasd over de positieve werking. Rabobank kiest dit jaar ook voor meer samen trainen en de resultaten zijn meteen goed. In andere sporten zijn al deze organisatorische zaken al jarenlang gebruikelijk. Er wordt blijkbaar weinig over de schutting gekeken en veel ploegen doen elkaar gewoon simpelweg na.

Culturele kenmerken: Mission command
Naast technologische en medische innovatie is het wielrennen altijd een wereld geweest van discipline en duidelijk hiërarchie. In dit licht is het interessant een blik te werpen op het leiderschap binnen de wielersport. Vroeger stond de 'patron' hierin centraal, tegenwoordig is de macht terecht gekomen bij de ploegleider. Vaak is dit een oud-renner die uit hetzelfde systeem komt en die leiding geeft aan de ploeg, zoals hij zelf ook leiding ontvangen heeft. De renners zijn verworden tot marionetten die de opdrachten van de ploegleider moeten uitvoeren. Denken en doen wordt gescheiden. Deze traditionele wereld van het wielrennen kan vergelijken worden met een andere traditionele wereld: het leger. Ook het leger staat bekend om tradities en een sterke hiërarchie. Dit heeft grote nadelen, want wie zegt dat de hoogste in rang de beste informatie heeft en dus de beste beslissingen kan nemen?

In het leger is de trend gaande waarbij meer verantwoordelijkheid bij de soldaten neergelegd wordt. Schrijver en journalist Ben Kuiken schreef in Slow Management een artikel over choardisch organiseren in het leger. In turbulente oorlogssituaties, vol chaos en snelle veranderingen, is het niet altijd mogelijk om eerst toestemming te vragen aan de mensen in de ops-room. Soldaten moeten vooraf hun mening geven en meedenken over de uit te voeren missie. Eenmaal onderweg moeten zij handelen naar eigen inzicht en ervaring en hoeven niet meer voor elke actie toestemming te vragen. Een commandant in de ops-room heeft namelijk minder goed zicht op de specifieke situatie ter plaatse. Deze vorm van sturen, gericht op vertrouwen, professionaliteit en vakmanschap, wordt mission command genoemd.

Wat zou deze vorm van aansturing kunnen betekenen voor het wielrennen? Een strategie op voorhand is belangrijk, maar het zijn uiteindelijk de benen die het moeten doen. Net als meespringen in een aanval: op het moment dat je toestemming hebt, is het moment al weg! Als de renners gestimuleerd worden om het initiatief te nemen, zullen de koersen waarschijnlijk een meer open karakter krijgen en interessante wendingen krijgen. Dit is de reden dat veel mensen opteren voor het afschaffen van de oortjes. Voorwaardelijk voor deze tactiek is dat vooraf de doelstellingen van het team volstrekt duidelijk zijn, dit schept het kader waarbinnen gehandeld dient te worden, verder moeten de renners en ploegleiding op elkaar kunnen vertrouwen en er moet voldoende autonomie zijn om te handelen. 

Defensieve blunders zoals gemaakt door ploegleider Van Poppel in de Giro van 2009 zouden niet meer moeten kunnen. Hij liet renner Serge Pauwels in winnende positie terugzakken om de kopman Sastre te helpen, terwijl dit niet eens nodig was. Als vooraf de doelstelling helder was geweest, dan was Pauwels niet eens in de aanval gegaan, of hij had zelf de enige juiste beslissing genomen, namelijk de etappe winnen.

De liefhebbers
Aanvallende renner Niki Terpstra is als één van de weinigen tegen het gebruik van oortjes. Hij wil vrijheid om een kans te kunnen pakken wanneer deze langskomt. Het defensieve koersen is namelijk in het nadeel van de renners met 'grinta'. Hij wil ook op gevoel kunnen koersen. De vrijheid die hij zoekt is echter niet afhankelijk van de oortjes, maar van de vrijheid die hij krijgt in het invullen van zijn rol als renner. Dit jaar is duidelijk gebleken dat de finales in de wedstrijden Milaan-San Remo, Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix mét oortjes net zo interessant waren als de wedstrijden zonder oortjes eerder in het seizoen. Langzaam begint het besef door te dringen dat aanvallen beloond kan worden. Mooiste voorbeeld is natuurlijk afgelopen weekend, Parijs-Roubaix, waar de vroege aanvallers beloond werden. De vraag wordt inmiddels omgedraaid, kunnen de oortjes wellicht zelfs meerwaarde hebben om de koers interessanter te maken?

Inzetten als tactiek
Waar veel critici claimen dat de oortjes louter negatieve gevolgen hebben voor de aantrekkelijkheid en openheid van de wielerkoers zijn er zeker voorbeelden waaruit blijkt dat de koers interessanter wordt. Om te beginnen maakte Lance Armstrong hier gebruik van tijdens de Tour 2001 in de etappe naar Alpe d’ Huez. (Met dank aan reacties van Martin Breedijk en Thys de Jong op deel 1 van dit blog). Daarnaast bewees Team HTC Columbia in samenwerking met Lance Armstrong tijdens de tour van 2009 in de zogenaamde ‘Waaier etappe’ dat het gebruik van oortjes wel degelijk een positieve invloed kan hebben op de aantrekkelijkheid van de koers. Door communicatie met de ploegleiders waren Armstrong en consorten vooraan de koers bewust van de verschillen die ze op dat moment konden maken met andere klassementsrenners. Ook de Nederlandse formatie van Skil-Shimano was voorin goed vertegenwoordigd. Ploegleider Merijn Zeeman beschreef ’s avonds voor de NOS dat de communicatie met de renners tijdens deze etappe van groot belang is geweest.

 


Niveau
Uiteindelijk is het veelal de druk vanuit de media en commercie op de wielersport geweest die de oortjesdiscussie hebben aangezwengeld. Zij hebben, net als de wielerkijker, belang bij een spannende wedstrijd, waarin veel actie ondernomen wordt. We moeten echter niet vergeten dat het wielrennen de laatste decennia enorm geprofessionaliseerd is. Waar er eerder een handvol renners overbleef na La Redoute in Luik-Bastenaken-Luik, zijn dit nu vaak groepen van 30-40 man. Dit komt mede doordat het niveau van de renners momenteel dichter bij elkaar ligt dan vroeger het geval was met als gevolg dat het steeds vaker voorkomt dat er grote groepen gezamenlijk de finish bereiken. Dit ligt dus niet alleen aan de ploegleiders of de communicatie tussen ploegleider en renner. Zal wielrennen de eerste sport worden waar meer spanning als iets negatiefs ervaren gaat worden? Bovendien moeten we niet vergeten dat een Koninklijke massasprint ook prachtige wielersport is. Laten wij hopen dat de renners zelf ook gehoord blijven worden en dat daarnaast de beleving voor het televisiepubliek verder vergroot blijft worden. Dan kunnen wij blijven genieten van een prachtige strijd met de elementen, waar vaak de sterkste, maar soms ook de slimste wint. De kritiek op de oortjes is dit seizoen snel aan het verstommen. De renners antwoorden door aanvallend te koersen en de transparantie vanuit de ploegleiders brengt veel positieve reacties teweeg. Volgens ons zijn er nog veel meer mogelijkheden om in te zetten om de beleving bij de kijker te vergroten en de sport aantrekkelijker te maken. Met dit onderwerp sluiten wij volgende week dit drieluik af.

Hans Slender en Jan Willem Bruining - Docenten en onderzoekers Instituut voor Sportstudies aan de Hanzehogeschool Groningen