De Pechstein-case: vier redenen waarom het ijs kraakt onder de voeten van het CAS

Claudia Pechstein staat te boek als de succesvolste langebaanschaatsster van Duitsland. Haar palmares liegt er dan ook niet om. Om een beeld te geven: Pechstein won maar liefst negen keer Olympische eremetaal, waarvan vijf keer goud, stond zevenentwintig keer op het podium bij de WK Afstanden, waarvan vijf keer op de bovenste tree en is zevenvoudig Duits kampioen allround. Zelfs de krombenige Gunda Niemann – die toch lange tijd onverslaanbaar werd geacht – delft qua medailleoeuvre het onderspit in vergelijking met haar jongere landgenote. Kortom, de naam Claudia Pechstein ademt niets dan succes. Zou je zeggen.

In 2009 keerde voor Pechstein het tij toen de Duitse schaatsster naar aanleiding van een controle tijdens de WK Allround in Hamar begin februari 2009 betrapt werd op bloeddoping. De internationale schaatsunie ISU schorste Pechstein voor twee jaar, een veroordeling die in november 2009 door het CAS (Court of Arbitration for Sport) werd bekrachtigd. De veroordeling van Pechstein betrof tegelijkertijd een primeur: voor het eerst werd een atleet geschorst op basis van verdachte bloedwaarden in een zogenaamd bio-medisch paspoort.

Met de bekrachtiging van het CAS leek Pechstein zich bij de opgelegde straf neer te moeten leggen. Maar de geboren Oost-Berlijner toonde zich op het juridische toneel even strijdvaardig als op de schaatsbaan en liet het er niet bij zitten. Het gebruik van een bio-medisch paspoort als bewijsmiddel in dopingzaken was volgens Pechstein juridisch onaanvaardbaar en volhardend in haar onschuld legde ze haar zaak voor aan het Oberlandesgericht München, de Duitse burgerrechter. Erg kansrijk werd die poging niet geacht. Het CAS was immers het aangewezen tribunaal in deze zaak, niet de Duitse burgerrechter. Niet verwonderlijk dus dat de sportwereld opschrikte toen het Oberlandesgericht München zich op 15 januari 2015 toch ontvankelijk verklaarde om zich als burgerrechter over (een deel van) de Pechstein-zaak te buigen.

De uitspraak

Eerst de uitspraak zelf. Die voert terug naar 2009, het jaar waarin het allemaal misging voor de Duitse schaatskampioene. In februari 2009 schreef Pechstein zich in voor het WK Allround 2009 in Hamar. Deze inschrijving verliep via een zogenaamd ISU-registratieformulier. Onderdeel van dat formulier was een arbitrageclausule die het CAS exclusief bevoegd maakte om eventuele geschillen tussen ISU en de schaatsster te beslechten. Geen handtekening, geen WK Allround. Daar kwam het kort gezegd op neer. Dus Pechstein ondertekende het formulier en (dus) de arbitrageclausule.

ISU maakte daarbij misbruik van een machtspositie, zo oordeelde de rechtbank van Munchen. ISU is volgens de Duitse rechter monopolist ten aanzien van WK Allround – voor deelname aan het WK Allround kunnen schaatsers immers niet om ISU heen – en dan ook een machtspositie ten opzichte van schaatsers. en een machtspositie mag volgens de Duitse Mededingingswet niet worden misbruikt. Komt een overeenkomst toch onder machtsmisbruik tot stand, dan is deze volgens de Duitse wet niet rechtsgeldig. Waarom is dit van belang? Nu, atleten schikken zich, zo oordeelde het Oberlandesgericht, uitsluitend in de exclusieve bevoegdheid van het CAS om deelname aan internationale sportcompetities veilig te stellen. Had ISU, aldus de Duitse rechtbank, ten aanzien van het WK Allround geen machtspositie gehad, dan had Pechstein waarschijnlijk de voorkeur gegeven aan een neutraal tribunaal in plaats van het CAS. Oftewel, zo concludeert de rechtbank, de arbitrage bij het CAS is onder machtsmisbruik opgelegd aan Pechstein en de arbitrageclausule kan om die reden niet aan de bevoegdheid van de ‘gewone’ burgerrechter in de weg staan.

 

Meteen valt op dat de Duitse rechter ernstige twijfels heeft bij de neutraliteit van het CAS. Verderop in het vonnis legt de rechtbank uit waarom:

  • De procedureregels van het CAS hanteren een lijst van CAS-arbiters

  • De CAS-arbiters worden aangewezen door het ICAS (International Council of Arbitration for Sport);

  • Sportbonden houden met twaalf leden een meerderheid in het ICAS;

  • Deze twaalf leden nomineren de overige acht leden van het ICAS; Besluiten door ICAS worden genomen met meerderheid van stemmen.

Samengevat: de lijst van CAS-arbiters wordt (mede) gekozen en beïnvloed door personen die een link hebben met een sportbond. Volgens het Oberlandesgericht kleeft daaraan het risico dat de aangewezen CAS-arbiters overwegend of geheel aan de kant van sportbonden staan. De onafhankelijkheid van het CAS is volgens de Duitse rechtbank dus niet gewaarborgd. Reden temeer om Pechstein toe te laten haar zaak (deels) alsnog bij de burgerrechter te bepleiten, ondanks dat het CAS zich al over de dopingkwestie heeft gebogen.

Nu hebben we hier natuurlijk te maken met één vonnis van een (lager) Duitse rechtscollege op grond van Duits recht. En één wak maakt niet dat het ijs meteen breekt, of wel? Toch is iedereen het er over eens: het ijs kraakt onder de voeten van het CAS. Vier redenen waarom.

1. Machtsmisbruik mag niet, ook niet buiten Duitsland

Het verbod op machtsmisbruik door ondernemingen is wereldwijd een breed aanvaard uitgangspunt in het mededingingsrecht. Sterker nog, het verbod op misbruik van een machtspositie is opgenomen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en geldt dus in ieder geval in alle lidstaten van de Europese Unie. Maar ook in Verenigde Staten is een soortgelijk verbod van kracht. Kortom, de Duitse wet staat niet op zichzelf.

2. Als ISU een machtspositie heeft, welke (overkoepelende) sportfederatie dan niet?

Niet alleen ISU, maar vele (overkoepelende) sportfederaties hebben een zekere machtspositie ten opzichte van sporters, teams en clubs. Zo heeft de internationale wielerunie UCI een alleenrecht op het WK Wielrennen, kunnen voetbalclubs voor deelname aan de Champions League niet om de UEFA heen en zal een verspringer voor internationale wedstrijden altijd moeten aankloppen bij de International Association of Athletics Federations (IAAF). Het zijn maar enkele voorbeelden. Internationale sportwedstrijden worden nu eenmaal vaak georganiseerd onder de vlag van een overkoepelende internationale sportbond. Sporters, teams en clubs zullen zich in principe in de regels van de betreffende bond moeten schikken om aan die competities deel te mogen nemen. Dat geldt dus niet alleen voor de schaatssport.

3. Het CAS ontleent bevoegdheid nagenoeg altijd aan door sportbonden ‘opgelegde’ arbitrageclausules

Daar komt bij dat veel van die (overkoepelende) sportbonden aan een lidmaatschap de voorwaarde verbinden dat de jurisdictie van het CAS wordt erkend. De FIFA-statuten, de Olympic Charter, de UCI Cycling Regulations, de regels van de internationale hockeyfederatie (FIH), en zo verder, wijzen allemaal het CAS aan als onafhankelijk beroepsorgaan bij (bepaalde) geschillen. Het CAS ontleent haar bevoegdheid dus vaak aan een arbitrageclausule waarvan kan worden afgevraagd of de sporter of atleet echt gewild heeft zich daaraan te committeren of de clausule gewoonweg heeft ‘geslikt’ omdat hij nu eenmaal afhankelijk is van de betreffende bond voor deelname aan (internationale) sportwedstrijden. Het zou dus ook zomaar kunnen zijn dat niet alleen ISU, maar vele andere (overkoepelende) sportbonden (in zekere mate) misbruik maken van hun machtspositie bij het opleggen van de jurisdictie van het CAS als beroepsorgaan. Het maakt uitspraken van het CAS in brede(re) zin kwetsbaar.

4. Is de onafhankelijkheid van het CAS niet (voldoende) gewaarborgd, dan geldt dat in alle zaken die het CAS behandelt

Tot slot staan ook de twijfels van de Duitse rechtbank aan de onafhankelijkheid van de scheidslieden van het CAS niet op zichzelf. Als die twijfels er zijn, dan gelden die niet alleen in de Pechstein-case. Met name heeft het Oberlandesgericht bezwaren tegen de benoemingsprocedure van CAS-arbiters omdat die – door overwegende invloed toe te kennen aan sportbonden – de onafhankelijkheid van de scheidslieden onvoldoende waarborgt. Is dat het geval, dan geldt dat voor alle zaken die het CAS behandelt.

Kortom

Het potentiele bereik van de Pechstein-case is dus grensoverschrijdend en zeker niet beperkt tot de schaatssport. Sporters over de hele wereld die een conflict met hun (overkoepelende) sportfederatie (tevergeefs) hebben moeten uitvechten bij het CAS, zouden – geïnspireerd door de Pechstein-case –de uitspraak van het CAS op dezelfde gronden kunnen proberen te bestrijden bij de burgerrechter. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat elke burgerrechter hetzelfde oordeel als het Oberlandesgericht is toegedaan, maar als meer en meer sporters uitspraken van het CAS bij de gewone rechter proberen aan te tasten, maakt dat de positie van het CAS als hoogste sporttribunaal wel degelijk wankel. Sportbonden en het CAS doen er dan ook verstandig aan de uitspraak van de Duitse rechtbank serieus te nemen en voor toekomstige gevallen hun reglementen nog eens goed on der de loep te nemen om de schijn van machtsmisbruik en partijdigheid zoveel mogelijk in te dammen. Deze winst kan Claudia Pechstein in ieder geval bijschrijven op haar curriculum vitae.

Afbeeldingen: Wikimedia