Andere sportbonden vonden het dus niet nodig bij Fischer te informeren of er reden was tot zorg. Het belegen adagium dat doping niet bestaat zolang er maar niet over wordt gepraat, heeft in de Amerikaanse sport nu eenmaal nog veel aanhangers. En dat geldt niet alleen voor de topsport. Fischer verklaarde immers dat ook een aantal bij de NCAA aangesloten atleten klant was bij Biogenesis. De National Collegiate Athletic Association is het overkoepelend orgaan van Amerikaanse sportverenigingen op scholen en universiteiten en vertegenwoordigt een totaal aantal van 400.000 amateuratleten. Een grotere potentiële markt voor dopinghandelaren is in de VS niet te vinden, maar een echt anti-dopingbeleid heeft de NCAA niet. Op de website van de organisatie is te lezen dat elke aangesloten school of universiteit zelf verantwoordelijk is voor dopingcontroles en eventuele sancties.
NFL
De National Football League werd door Fischer niet genoemd, maar ook die competitie had er verstandig aan gedaan de Biogenesis-zaak eens nader onder de loep te nemen. Al was het maar omdat American Football in het verleden al vaak genoeg met dopingaffaires werd geconfronteerd. In 2008 publiceerde de San Diego Union-Tribune onderzoeksresultaten waaruit bleek dat in dat jaar zeker 185 NFL-spelers verboden stimulerende middelen gebruikten. Andere media bestempelden het onderzoek van de Union-Tribune destijds als het 'Mitchell-rapport van de NFL' en verwachtten een strenger anti-dopingbeleid, maar toen de storm ging liggen, liet de NFL het gehele dopingvraagstuk voor wat het was. Hoewel in de NFL nog heel regelmatig dopingschorsingen worden opgelegd, is geen van die gevallen voor de NFL aanleiding om dopinggebruik in de competitie goed in kaart te brengen en serieus aan te pakken.
Is het dan alleen sportbonden als de MLB, NFL, NBA en NHL (National Hockey League) aan te rekenen dat er in de Verenigde Staten nauwelijks sprake is van een structureel en effectief anti-dopingbeleid? Nee, zeker niet. Deze problematiek kan niet worden behandeld zonder de spelersvakbonden te noemen. In de grote Amerikaanse profcompetities hebben de vakbonden veel macht. Tijdens de CAO-onderhandelingen proberen de grote sportbonden wel mondjesmaat strengere dopingregels te introduceren, maar de vakbonden zijn daar zelden enthousiast over. De partijen bakkeleien vooral over het opsporen van Human Groth Hormones, oftewel groeihormonen. Waar het wereldantidopingbureau WADA al sinds 2004 een test op groeihormonen hanteert en vorig jaar zelfs een verbeterde versie van die test introduceerde, is van een dergelijke controle in de NFL, NBA en NHL geen sprake omdat de spelersvakbonden bloedtests niet zien zitten. Ze zouden een te grote inbreuk op de privacy van de spelers vormen. De MLB startte dit seizoen wel met onaangekondigde controles op groeihormonen, waarvoor de league door het WADA publiekelijk werd overladen met complimenten. De NFL bereikte twee jaar geleden al een principe-akkoord met de spelersvakbond over HGH-tests, maar van werkelijke controles is het nog altijd niet gekomen. De vakbond eist nog steeds meer wetenschappelijk bewijs voor de betrouwbaarheid van die tests.
Bedreiging
Dopinggebruik in de Verenigde Staten lijkt misschien een ver-van-ons-bedshow, maar die conclusie is te simpel. Doping is een wereldwijd probleem en de Amerikaanse profsport blijkt steeds vaker een niet te negeren brandhaard. Terwijl in de grote Amerikaanse competities miljarden rondgaan, staat dopingbestrijding er in de kinderschoenen. Natuurlijk is dat deels een mentaliteitskwestie. Amerikanen hebben in het algemeen groot respect voor topatleten; die val je niet lastig met onaangekondigde dopingcontroles terwijl ze met het gezin aan het avondeten zitten en die vraag je al helemaal niet elke dag hun whereabouts door te geven.
Daarmee is echter niet verklaard waarom in de NBA, die fans heeft in alle uithoeken van de wereld, spelers tijdens het seizoen slechts vier keer een dopingcontrole ondergaan en bloedtests in het geheel niet aan de orde zijn. Bovendien vertonen deze spelers hun kunsten niet louter in de Verenigde Staten. De grootste NBA-sterren zijn elke vier jaar aanwezig op de Olympische Spelen, waar heel andere normen gelden. En wat te denken van golf, dat over drie jaar in Rio terugkeert op het Olympisch programma. Ook de Amerikaanse Professional Golf Association wil nog steeds niet aan bloedcontroles, terwijl grote namen uit de sport al vaker de noodklok luidden. “Steroïden, groeihormonen, creatine, het wordt gebruikt. Daar ben ik zeker van”, zei de Zuid-Afrikaanse legende Gary Player al in 2007. Tweevoudig British Open-winnaar Greg Norman noemde het eerder dit jaar nog een schande dat de PGA nog steeds geen bloedcontroles wil introduceren.
Travis Tygart, baas van het Amerikaanse anti-dopingagentschap USADA, maakte vorig jaar naam met de ontmaskering van Lance Armstrong, maar in de sporten die Amerikanen zo na aan het hart liggen, lukt het hem blijkbaar niet schoon schip te maken. Dat is niet alleen pijnlijk, maar ook verontrustend nu steeds meer bewijzen opduiken dat de dopingproblemen in de grote Amerikaanse sporten minstens zo groot zijn als in het wielrennen. Het WADA, maar ook de internationale media moeten onderkennen dat dopinggebruik en de gebrekkige bestrijding daarvan in de Verenigde Staten een grote bedreiging vormen voor de sport in het algemeen. Alleen dan kan er sprake zijn van een wereldwijd geloofwaardig anti-dopingbeleid. En Alex Rodriguez? Zijn beroep dient wellicht pas na het huidige MLB-seizoen. In de tussentijd betreedt hij elke avond stoïcijns het slagperk, ogenschijnlijk onaangedaan door de verwensingen vanaf de tribune.
Afbeeldingen: Flickr (CC) Ralph Hightower - USA Today - Richard Carter