Tijd om sport een prominentere rol te geven in politiek Den Haag

De verkiezingen komen eraan. Wie zou ik dit keer kiezen als ik…., goed onderwijs essentieel zou vinden, alles voor het milieu over zou willen hebben, alles voor mijn kind gedaan wil krijgen, denk dat sport - top- en recreatie -  best wel belangrijk zijn voor de samenleving. Dan ga je langs de partijprogramma’s. En zoek je eens naar sport, en de rol ervan in de samenleving. En je zoekt en zoekt. Het wordt snel verontrustend. Het is tamelijk stil rond dit onderwerp in Den Haag.

In de jaren ’80 woonde ik in de Verenigde Staten, in een klein dorpje weggestopt tussen de voorlopers van de Blue Ridge Mountains, in het westelijke puntje van South Carolina. Het dorpje heet Clemson en geeft zijn naam aan de plaatselijke universiteit. Amerikanen zijn veel meer dan Nederlanders te pakken door slogans en inspirerende teksten. De meest memorabele uit die tijd stond geschreven op een groot bord dat boven de ingang van het Jervey Athletic Center hing. Voor de vorm en de impact geef ik het citaat, waarvan de schrijver overigens onbekend is, hier graag in zijn geheel weer.

"There are little eyes upon you and they're watching night and day.                      
There are little ears that quickly take in every word you say.                             
There are little hands all eager to do anything you do;                                          
And a little boy who's dreaming of the day he'll be like you.                                
You're the little fellow's idol; you're the wisest of the wise.                                       
In his little mind about you no suspicions ever rise.                                                
He believes in you devoutly, holds all you say and do;                                            
He will say and do, in your way, when he's grown up just like you.                    
There's a wide-eyed little fellow who believes you're always right;                         
And his eyes are always opened, and he watches day and night.                            
You are setting an example every day in all you do;                                             
For the little boy who's waiting to grow up to be just like you."

Niet alleen door deze tekst bijna elke dag te lezen (het bord was zo geplaatst dat er geen ontkomen aan was), maar ook door de continue opmerkingen rond dit gedachtengoed door vrijwel alles en iedereen die met de universiteit te maken had, was ik acuut bewust van die kleine ogen die, blijkbaar, ook naar mij aan het kijken waren. Dit was ook onze ongeschreven taak: de universiteit tot een inspirerend instituut van hogere educatie te maken. Dat de sporter, net als de charismatische academicus, bij uitstek geschikt is om te inspireren, om dromen van allerlei slag te bouwen en te doen ontluiken, was vanzelfsprekend. Dit was geen discussiepunt.

"Ik geloof dat sport bij uitstek een middel is ter lering en inspiratie, voor alles"

Zodoende worden er nog steeds miljoenen dollars uitgetrokken door Amerikaanse universiteiten om zowel sporters als academici aan hen te verbinden. Wij waren beiden: the student-athlete, de academicus en sporter. Wij waren de uithangborden voor de school. En zeer velen die op deze school gezeten hebben, spreken nog steeds met trots over hun 'alma mater', hun zorgende moeder, hun school, de plek die hen kennis én inspiratie bracht.

Mistige gedachte

Hoe anders is het in Nederland. De gedachte dat sport als inspirerend vliegwiel gebruikt zou kunnen worden om de samenleving - in al zijn geledingen, van jonge kinderen op school tot zakenmensen aan het hoofd van grote organisaties tot politiek en overheid - vooruit te duwen is een mistige gedachte die af en toe opkomt en vaak, door hoon, ongeloof of onbegrip, weer weggeblazen wordt. Het beklijft hier niet, of nauwelijks, het blijft niet hangen.

Het zal met onze cultuur te maken hebben. Wij zijn een consensusland, wij houden niet van uitzonderingen, wij zijn geen land dat achter visionairs en dromers aan gaat rennen enkel en alleen omdat zij ons een inspirerend verhaal verteld hebben. En al helemaal niet als ze uit de sport komen.

Tenminste, dat doen wij onszelf geloven.

Iedereen is te inspireren

Ik geloof dit niet. Ik geloof dat iedereen te inspireren is. Ook hier. Het zal wat meer werk vergen dan in Amerika, maar dat is geen reden geen poging te doen. Ik geloof dat sport bij uitstek een middel is ter lering en inspiratie, voor alles.

We weten nu dat de slag bij Waterloo weliswaar niet gewonnen is op de cricketvelden van Eton, zoals de Britten zichzelf lang hebben voorgehouden (dit gebeurde op het economisch front; de Fransen liepen ver achter, de Britten waren rijker, hadden beter materiaal), maar toch… Het positivisme, het leiderschap, het doorzettingsvermogen, geduld, empathie en fair play, teamwork, het kunnen opbrengen van ontspanning vlak voor en op het moment suprême, het vermogen te anticiperen, te improviseren en te innoveren, het compromisloos gedrevene, de kracht om met onzekerheid en onvermijdelijke tegenslag om te gaan, kordaat en snel beslissingen durven nemen, risico’s kunnen aangaan, het pragmatisme, het kunnen verwezenlijken van rust en zelfvertrouwen in een situatie waarin falen tot de zeer voorzienbare mogelijkheden behoort, de branie en gogme, maar ook de nederigheid, de zelfironie en de eenvoud van het kinderlijke plezier…, al dat, en nog wel wat meer, dat sport leert heeft de Britten niet in de weg gezeten. Zoals het ook de Amerikanen geen windeieren legt.

We zullen geen Groot Brittannië worden, ook geen Amerika; maar kunnen wel het een en ander van hen leren. Is het toeval dat twee derde van de Nobelprijzen uitgereikt zijn aan mensen uit Angelsaksische landen, landen waar sport een integraal deel van de samenleving uitmaakt? Ik beweer niet dat sport mensen innovatiever maakt, wel dat de mindset en de attitude van de sporter de mensen weerbaarder en innovatiever kan maken.

Apostelen

"Bij elkaar genomen moge het duidelijk zijn dat sport en de sporter simpelweg geen urgente agendapunten zijn in Den Haag. De sport hangt erbij"

Men begint dit enigszins door te hebben in Nederland. Waar dertig jaar geleden geen olympiër binnen de muren van het bedrijfsleven sprak over zijn olympische status ('je hebt bewust je maatschappelijke carrière op de tocht gezet dus wat kom je hier doen?'), is dat nu bijna een aanwinst of voordeel. Bijna. Wekelijks staan er hier en daar sporters of oud-sporters voor toehoorders te spreken in de hoop hen iets van de belevingswereld van de sporter mee te geven. Apostelen in een maar langzaam tot bloei komende woestijn.

De gedachte dat sport en sporters, zeker succesvolle sporters, en de attitude die topsporters etaleren, een essentieel en integraal onderdeel zouden moeten zijn van het raderwerk dat de Nederlandse samenleving naar voren stuwt is inderdaad nog steeds dat, een gedachte.

En nu kom ik weer bij de verkiezingen uit.

D66

Van alle politieke partijen is er welgeteld een, D66, die een brede rol voor sport weggelegd ziet, voor sport als bindmiddel en middel tot ziektepreventie, voor de sporter als inspirator, voor het binnenhalen van de Olympische Spelen. En deze partij doet dit deels omdat de aandacht voor sport de vorige keren 'nogal dunnetjes' was. De PVV, bij dit schrijven nog steeds de grootste partij in de peilingen, besteedt geen enkele aandacht aan sport in haar programma.

Bij elkaar genomen moge het duidelijk zijn dat sport en de sporter simpelweg geen urgente agendapunten zijn in Den Haag. De sport hangt erbij. Het is een gedachte en vaak dat niet eens, het is geen beleid, laat staan uitvoering. Als de partijen het al niet zien zitten, zal sport in een uiteindelijk kabinet er wederom bij gaan hangen.

Tijd om dit te gaan veranderen. Laten we de partijen eens wakker schudden. We pakken ze, één voor één. Een keiharde lobby, door de sporters zelf. Die andere lobby’s hebben blijkbaar wat hulp nodig. Wie gaat er mee?


Headerfoto: Wikimedia